trombones.nl - dé toonaangevende trombone site van nederland
  > home > historie - u bent nu hier  
   > informatie over de historische ontwikkeling van de trombone
 

 

 

 

 

 

 

 


15e eeuw - 17e eeuw

De geschiedenis van de trompet slechts in hoofdlijnen volgend, zijn we nu weer aangeland in de periode dat de schuif werd ontwikkeld, waarmee de trombonefamilie zich ging onderscheiden van de trompetfamilie. “De inventione et Usu Musicae” van Tinctoris (ca. 1487) bewijst, naast de eerst genoemde aanwijzigingen, ook het bestaan van de trombone, waarschijnlijk een uitvloeisel van de buisine, en wel één waaraan een schuif werd toegevoegd. Waar in Europa deze ontwikkeling plaatsvond is niet bekend, maar er zijn aanwijzigingen dat het ergens in Noord-Italië of Zuid-Frankrijk moet zijn geweest.

Zeker is dat Hans Neuschel uit Neurenberg, het centrum van de bouw van koperen blaasinstrumenten, voor Paus Leo X zilveren trombones heeft gebouwd. En deze bouwer stierf in 1503. Zijn zoons Hans de jongere en Jörg bouwden eveneens trombones. Van de laatste is het oudste bestaande exemplaar uit 1557.



Andere museumexemplaren zijn van Anton Schnitzer (1579) en Cunrat Linczer (1587), beide Neurenbergers.



Zeventiende-eeuwers die ons kennis hebben nagelaten van de trombones uit hun tijd zijn Cerone in zijn “El Melopeo”, in het Spaans uit 1631 en Michael Praetorius 6 jaar later in zijn “Syntagma Musicum”. De laatste onderscheidt vier soorten: - Alt oder discant Posaun in F (Eb)
- Gemeine Rechte Posaun in Bb
- Quart oder Quint Posaun in F/Eb
- Octav Posaun in Bbb
Deze laatste kwam ook toen al zelden voor.


Syntagma Musicum van Michael Praetorius

1.2. Quart Posaun
3. Recht gemeine Posaun
4. Alt Posaun
5. Cornu / Gross Tenor-Zink
6. Recht Chor Zink
7. Klein Discant Zink (quint höher)

In 1687 beschreef Daniel Speer de trombone als een diatonisch instrument met vier posities op de schuif die een hele toons-afstand markeren. Hoewel hij wel aangaf dat verhogingen en verlagingen mogelijk waren, dacht hij dus nog niet chromatisch.

Enkele jaren voor 1700 kwam de echte discanttrombone - een kwart hoger gestemd dan de alt - de trombonefamilie completeren. O.a. door Purcell gebruikt in “March and Canzona” voor de begrafenis van Queen Mary in 1695. Maar al gauw raakte dit instrument in ongebruik, misschien concurrentie van de trompet? Trouwens ook de rest van de trombonefamilie kwam wat uit de belangstelling.

Pas aan het eind van de 18e eeuw werd de trombone naast haar kerkelijk gebruik en haar functie bij militaire en burgerlijke blaasorkesten meer en meer in de symfonische muziek voorgeschreven. Bovendien werd het steeds meer als een orkestinstrument met eigen mogelijkheden gezien. Een nieuwe bloeiperiode brak aan.

Een van de weinigen die voorheen trombone in het orkest hadden toegepast was Claudio Monteverdi (1567-1643) b.v. in “Orfeo”. Maar vanaf de 18e eeuw pasten Händel, b.v. in zijn oratorium “Israël in Egypte”, Bach, in enkele van zijn cantates, Gluck in zijn opera “Iphegenie auf Tauris”, Haydn b.v. in zijn “Schöpfung”, Mozart b.v. in zijn “Requiem” de trombone toe, op een zelfstandiger en steeds meer bij het instrument passender manier. Tegelijk met het naar voren komen van een eigen karakter en een belangrijker eigen taak binnen het orkest werd de boring in de loop van tientallen jaren steeds meer verwijd en de beker vergroot. Dit staat ook in verband met de enorme groei van de orkestbezetting in de Romantiek.






> Inleiding
> Bronstijd - Mozes
> De Romeinen - Middeleeuwen
> 15e eeuw - 17e eeuw
> 18e eeuw
> 19e eeuw
> 20e eeuw - heden

met dank aan Dick Bolt

> Discussieer over dit onderwerp

 

  historie
  mondstukken
  onderhoud
  shop
  interviews
  forum
  vraag & aanbod
  links database
  contact
   
  www.trompet.nl
   



Copyright © trombones.nl, Alle Rechten Voorbehouden.